Ons spel begint met taal, met poëzie, met het sonnet. Deze dichtvorm komt voort uit de orale traditie; een gedicht moest je kunnen onthouden en beluisteren, dus ritme en rijm zijn een belangrijk houvast.
Een sonnet bestaat uit veertien jambische versregels: twee kwatrijnen (een octaaf) en twee terzetten (een sextet). Na de twee kwatrijnen vormt de volta de wending naar het sextet: een conclusie, intensivering of omkering.
Een sonnet kan worden opgebouwd met verschillende rijmschema’s. Wij kiezen voor omarmend rijm – het klassieke rijmschema ABBA-CDDC-EFE-FEF –, een uitgangspunt dat zowel de dominerende als de welwillende houding van de mens ten aanzien van de natuur representeert.
De begrenzingen van het sonnet bieden de mogelijkheid om een thema of motief te verkennen en/of te sublimeren; de beperkte vrijheidsgraden nopen tot aandachtige beschouwing, tot wikken en wegen.