Een sonnettenkrans vormt de overtreffende trap; veertien thematisch met elkaar verbonden sonnetten, zwaan-kleef-aan, waarvan de begin- of eindregels samen een vijftiende sonnet vormen – het meestersonnet.
Wij beginnen met het meestersonnet en kleuren vervolgens de cyclus in. Die laten we tot stand komen via verschillende kunstdisciplines. De taal vormt alleen het startpunt, de ingang.
Met dans, stemkunst, muziek, film, fotografie, schilder- en tekenkunst, performance etc. reageren kunstenaars op de genius loci, op de geuren, kleuren, vormen en geluiden van de natuur – en dat alles binnen de ‘strenge’ vormeisen van het sonnet.
Elke deelnemende kunstenaar krijgt de eerste en de laatste regel van een sonnet aangeleverd, bij wijze van inhoudelijke voeding. Hij of zij heeft vervolgens de vrijheid om ‘het gedicht’ naar believen in te vullen.
De vrijheid van kunst versus de begrenzingen van vorm versus de vrijheid van de natuur. Wat levert de wrijving op?